Artikelen

Het wandelhoofd van Scheveningen

Schoonste aller namen

Het ‘Wandelhoofd Koningin Wilhelmina’ werd de eerste pier van Scheveningen genoemd. 'De schoonste aller namen’, vond de zojuist met haar gehuwde Prins Hendrik, toen hij het bouwwerk van architect W.B. van Liefland op 6 mei 1901 voor het publiek opende.

Bouwwerk ter stijlvolle zelfpromotie

De attractie was bereikbaar via een loopbrug vanaf de zeezijde van het Kurhaus. Twee Moorse torentjes met koepels markeerden de entree waarvandaan welgestelde heren en dames, uiteraard met parasols ter bescherming van hun teint, tegen betaling wel driehonderd-twee-en-zeventig meter lang konden flaneren over de tien meter brede houten constructie. Toute ’s-Gravenhage met een beetje gevoel voor stijlvolle zelfpromotie, toog naar het wandelhoofd: Gezien of gezien worden was het devies. Via de hoofdingang onder een enorme klok, betrad men uiteindelijk het octogonale paviljoen in Art Nouveau stijl met rondom een gietijzeren constructie bestaande uit bogen en grote glaspartijen. Een deels glazen koepel sloot het geheel feestelijk af.

Trekpleister voor de beau monde en de dagjesmensen

Het paviljoen bood ruimte aan 1200 bezoekers die er voorstellingen of concerten konden bijwonen, uitgevoerd door de Kurkapel onder leiding van Fritz Hoffman. Tijdens het interbellum kon men er tevens uitgelaten dansen en de oorlogsdreiging vergeten, het immens populaire variété-theater bijwonen of voorstellingen met acrobaten en exotische dieren. De optredens waren dikwijls in het Frans of Duits om de voorname buitenlandse gasten van het Kurhaus tegemoet te komen en te binden.

Uit gans Europa kwam de beau monde af op het Kurhaus en de overige deftige hotels en etablissementen met hun entourage van zon, zee, strand en chique, recent gebouwde wijken als het Belgisch Park, Statenkwartier en de villa’s van het Van Stolkpark. Maar ook de eenvoudige dagjesmensen wisten de pier te vinden. Nieuwe rechtstreekse tram- en treinverbindingen vervoerden de toeristen nu en masse naar het strand met haar grootste attractie; de Scheveningse pier.

Van kledendracht tot ‘queue de Paris’

Van arm vissersdorp met bomschuiten moeizaam met paarden op het zand getrokken en vissersvrouwen in traditionele kledendracht die er de netten repareerden, groeide Scheveningen uit tot ultramondaine badplaats van internationale allure. Schilders als Mesdag wisten op de valreep de oude schepen in de branding en de op het strand uitgeladen en verkochte vis vast te leggen, voordat dit schilderachtige beeld voorgoed zou verdwijnen. De vaartuigen kregen een haven. Het strand met de nieuwe pier werd voortaan het singuliere domein van modieus geklede boulevardiers, flaneurs en andere drentelaers, om niet te spreken van de invasie der dagjesmensen uit de provincie.