De aanleg van het Benoordenhout als woonwijk begon op het eind van de negentiende eeuw, maar het grootste deel van de wijk stamt uit de twintigste eeuw. In ongeveer dezelfde tijd als de stadsuitbreiding aan de zuidkant van het Haagse Bos startte, kreeg de “Benoordenhoutse polder” een zoölogisch-botanische tuin, later in de volksmond bekend als Haagse Dierentuin. Het “Koninklijk Zoölogisch-Botanisch Genootschap van Acclimatisatie” begon in 1862 met deze tuin waarin men dieren en planten uit onze koloniën wilde verzamelen, onderzoeken en aan het publiek laten zien. Om deze wetenschappelijke verzameling voor een breed publiek aantrekkelijker te maken kreeg de tuin ook een doolhof, een speeltuin voor kinderen.
Net als in andere dierentuinen van die tijd bleef het aantal dieren beperkt. Maar deze dierentuin bleef klein en kon het alleen volhouden door de verhuur van zalen voor concerten, feesten en congressen. Toen na de oorlog de dieren niet meer terugkeerden naar de tuin, bleef de “Dierentuin” populair bij Hagenaars, die er nu alleen kwamen dansen, feesten of tentoonstellingen kwamen bezichtigen. In de jaren zestig maakte de dierentuin werden de laatste gebouwen van de dierentuin afgebroken en verrees hier een nieuw kantoor van de provincie Zuid-Holland, het Provinciehuis.